-
1 jab
n. steken, porren; stoten, stompen--------v. steken, porren; stoten, stompenjab1[ dzjæb] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jab2〈werkwoord; jabbed〉1 porren ⇒ stoten, stompen♦voorbeelden:don't jab your finger at me! • wijs zo niet naar mij!he jabbed his elbow into my side • hij gaf me een por in de ribben -
2 he jabbed his elbow into my side
he jabbed his elbow into my side
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский